zondag 26 april 2009

Een rondje Hongarije


Veertien producenten met ieder zeker zeven wijnen: het was weer lastig kiezen in Amsterdam vorige week dinsdag. Het duurde dan ook even voordat ik mijn draai een beetje gevonden had op de proeverij van Hongaarse wijnen die Mercury International had georganiseerd. 20 april mocht de vakpers en de handel naar het Hotel des Indes in Den Haag komen, 21 april was de consument welkom bij Tastevin Dehue in Amsterdam.

De afgelopen dagen heb ik geprobeerd een rode draad te vinden in de proeverij, om er een verslag van te maken. Maar dat blijkt knap lastig. Want ik proefde goede wijnen van zowel inheemse als internationale druivenrassen; uitstekend rood en uitstekend wit; prima cuvée's en goede monocépage wijnen (van één druivenras). Het onderstaand is dan ook slechts een impressie, al proevend van wijn naar wijn en van producent naar producent.

Laat ik met wat Furmint beginnen: ik kende de druif alleen uit de assemblage met hárslevelü zoals die gebruikt wordt in de zoete Tokaj Aszú. Er blijken echter ook uitstekende droge witte wijnen van gemaakt te worden, met veel aroma en mooie zuren. Bijvoorbeeld de Furmint Löcse Dülö 2007 van Béres Winery, op eiken gerijpt, met ingetogen zuren en zeer aromatisch. Of voor mij de absolute topper van de middag, Kerkaborum 2007, een samenwerkingsproduct van Heimann en Bussay: veel exotisch fruit in de neus, een frisse en volle dronk; veel aan te ruiken en te genieten!

Dan zijn er de Olaszrizlings - waarom die soms zo'n slechte naam hebben, is mij een raadsel! Neem die van 2007 van Figula bijvoorbeeld: gevinifieerd en gerijpt in oude eiken vaten, van druiven die al deels aangetast waren door edele rotting. Enorm mineraal in de neus en veel citrus in de mond; heeft wat zuurstof nodig om los te komen. Of die van Dr. Bussay, nog zo'n topper: heerlijk kruidig en fris.

Olaszrisling en Furmint kwamen onder andere weer samen in de Ranolder Féher Cuvée van Jásdi, een producent gevestigd aan de noordkant van het Balatonmeer. Ook de andere wijnen van Jásdi Pince (pince = kelder) waren zeer de moeite waard, bijvoorbeeld de Szürkebarát 2006 (Pinot Gris), kruidig en met een aangenaam bittertje. Voor de rijping is Hongaars nieuw eiken gebruikt.

Een laatste witte topper proefde ik bij Zoltan Heimann: een totaal onverwachte, maar uitstekende Viognier 2007. Opgevoed deels op roestvrijstaal, deels op barriques. Een Viognier herkennen kan nog wel eens lastig zijn, maar in deze waren nu eens overduidelijk de aroma's van witte perziken te herkennen die zo karakteristiek schijnen te zijn. Samen met wat vleugjes laurier leverde dat een zeer aromatische en interessante wijn op.

Rood proefde ik door tijdgebrek voornamelijk bij Joszéf Bock: Portugieser 2008, Cabernet Franc 2007, Bock Cuvée 2003 en Merlot Manifico. En dat was helemaal geen straf, integendeel. Joszéf Bock is een beminnelijk man, die graag over zijn wijnen vertelt. Vooral de Cabernet Franc, gerijpt in grote houten voeders, vond ik prachtig: fruitig, bessig, echt zoals ik een Cabernet Franc ken. Bock is dan ook één van de topwijnmakers van Hongarije van dit moment. De streek Villány, in het zuiden van Hongarije, waar Bock zijn wijngaarden en kelder heeft, geldt als een van de beste terroirs voor rode wijnen in het land.

Gelukkig wordt veel van dit moois al geïmporteerd in Nederland: Béres tref je bijvoorbeeld bij Miranda Beems Wine Import, Heimann bij Il diVino Wijnen, Jásdi Pince bij Wijnkooperij Koopmanschap in Veldhoven en Figula en Bock bij Grapes Unlimited. De meeste importeurs zijn te vinden via de database van Wijninfo.nl.